De muntslag in West-Friesland
De Munt van de Heerlijkheid West-Friesland begon munt te slaan in 1686 te Hoorn. De zelfstandige muntpolitiek van het zogeheten Hollands Noorderkwartier vond zijn oorsprong in de grote politieke zelfstandigheid van dit gewest. In het najaar van 1573 werd Alkmaar door de Spanjaarden belegerd, maar de bezetting en de burgers der stad sloegen de belegering af en mede met behulp van het water werden de Spanjaarden voorgoed uit Noord-Holland verdreven. Zowel Hoorn als Enkhuizen en Medemblik hebben om beurten munten geslagen, aanvankelijk om de drie en zeven jaar, maar in de achttiende eeuw ieder om de tien jaar. In 1602 stelden de Staten van Holland de West Friese munten gelijk aan die van Holland en golden voor de muntateliers van Dordrecht en die van West-Friesland dezelfde bepalingen.
Muntmeesterstekens:
- 1603-1625 rozet of lelie
- 1625-1631 rozet
- 1631-1649 lelie
- 1649-1680 vijfbladige bloem
- 1682-1692 rozet of stier
- 1693-1695 scheepje
- 1695-1709 vijfbladige bloem of rozet
- 1711-1714 ooievaar
- 1715-1741 knolraap
- 1741-1761 haan (naar links of rechts)
- 1761-1782 scheepje
- Muntteken, vanaf 1782: rozet
Provinciewapen: twee aanziende gaande leeuwen boven elkaar
Het Enkhuizens octrooi 1671-1678
Op 29 mei 1671 verleenden de Staten van West-Friesland aan de particulier Dirck Bosch een octrooi tot het doen vervaardigen van munten. Het was zijn bedoeling om op een voordeliger manier munten te slaan, die toch op zouden kunnen wegen tegen de bestaande in omloop zijnde exemplaren.
Zilveren dukaten circuleerden voor 50 stuivers, maar werden bij de banken berekend voor 48 stuivers, aangezien deze nog steeds de koers aanhielden van 48 stuivers van vóór 1659. Eén stuiver bankgeld was dus gelijk aan 50/48 gewone stuiver. Dirck Bosch wilde nu deze stuivers met een gewicht van 1/50 zilveren dukaat voor één stuiver bankgeld, of 1/48 zilveren dukaat in omloop brengen. Dit blijkt ook uit de opschriften van de munten van 1674 en later; opschrift: Bankgelt en B.P. (Bank payement). De stuivers gingen echter moeilijk van de hand., aangezien de hogere koers niet opwoog tegen het gelijke zilvergehalte van de gewone stuivers. In 1677 gaven de Staten van West-Friesland toestemming het bank-payement te wijzigen in courant-payement, dus met behoud van gewicht en gehalte. De koers van de munten van 1677 en 1678 was dus gelijk aan die van de gewone schellingen, dubbele en enkele stuivers, wat ook zijn weerslag kreeg in een veranderde beeldenaar (zonder B.P.).
Allengs verminderde Dirck Bosch het zilvergehalte van het kleingeld, waarop de Staten besloten het octrooi te beëindigen.
Muntmeestersteken: geen
Muntteken: roosje
Stadswapen: drie haringen boven elkaar
VOC-munten
De concurrentiestrijd tussen de Hollandse en Zeeuwse handelssteden was voor de Staten-Generaal een gerede aanleiding de verschillende handelscompagnieën te verenigen in één compagnie. Vooral door toedoen van Johan van Oldenbarneveldt ontstond op 20 maart 1602 de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), die het alleenrecht verkreeg van de handel met de landen ten oosten van de Kaap de Goede Hoop. De VOC werd bestuurd door bewindhebbers van de zes Handelskamers van Amsterdam, Middelburg, Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen, met als hoogste bestuur de "Heeren XVII". De eerste Gouverneur-Generaal voor de VOC in Nederlands Indië was Pieter Both (1610-1614).
Door verschillende provinciale muntateliers van de Verenigde Nederlanden zijn dukatons en 3-, 1- en ½-gulden-stukken geslagen, alle met de initialen van de Compagnie in een cartouche onder het wapenschild op de keerzijde.
Het grote gebrek aan circulerend kleingeld noodzaakte de Compagnie in 1723 koperen duiten vanuit de Nederlanden te importeren. Deze duiten werden gelijk gesteld aan ¼ zilveren stuiver. Hier werd door smokkelaars veel misbruik van gemaakt, aangezien de duiten in de Nederlanden gangbaar waren verklaard voor 1/8 zilveren stuiver. De Staten-Generaal gelastten dan ook dat vanaf 1726 speciale duiten voor de VOC zouden worden geslagen zonder de naam van de provincies, maar met de initialen van de Compagnie op de keerzijde.
Muntateliers: Hoorn, Enkhuizen en Medemblik
Muntmeesterstekens:
- 1715-1741 knolraap
- 1741-1761 haan
- 1761-1776 scheepje
- Muntteken, vanaf 1776: rozet
Provinciewapen: twee aanziende gaande leeuwen boven elkaar
Overzicht van de gouden, zilveren en koperen munten, geslagen in West-Friesland
Vooraf: hier zijn de 'normale' munten weergegeven; er kwamen ook bijzondere voor, zoals bijvoorbeeld een bestaande koperen duit, die in een zilveren uitvoering werd geslagen.
Gouden munten:
- Hongaarse- of Westfriese dukaat 1587 ... 1605
- Dubbele dukaat 1606 ... 1780
- Dukaat 1607 ... 1683
- Dukaat 1684 ... 1780
- Dubbele dukaat (met de hoofden) z.j.
- Rijder 1606 1621, 1623, 1627, (ca. 1650?)
- Halve rijder 1606, 1621, 1626, 1632, 1644, (ca. 1650?)
- Rijder 1749-51, 1760-63
- Halve rijder 1749-51, 1760-63
Zilveren munten:
- twintigste reaal of stoter 1595
- provinciale leeuwendaalder 1588/89
- provinciale leeuwendaalder 1600 ... 1605
- halve provinciale leeuwendaalder 1603-1605
- leeuwendaalder 1606 ... 1713
- halve leeuwendaalder 1612 ... 1668
- west friese rijksdaalder 1586 ... 1601
- halve west friese rijksdaalder 1587 ... 1599
- nederlandse rijksdaalder 1607 ... 1683
- halve nederlandse rijksdaalder 1606 ... 1662
- zilveren dukaat 1659 ... 1795
- halve zilveren dukaat 1660 ... 1673; 1770
- dukaton of zilveren rijder 1659 ... 1793
- halve dukaton / halve zilveren rijder 1660 ... 1679; 1761 ... 1794
- daalder [van 30 stuivers] 1684-1687
- florijn [van 28 stuivers] 1685-1687
- provinciale 3 gulden 1682 ... 1687
- provinciale 2 gulden 1682
- provinciale 1 gulden 1682; 1687
- provinciale ½ gulden 1682
- nederlandse 3 gulden 1694 ... 1721; 1763 .. 1795
- nederlandse 1 gulden 1699 ... 1795
- nederlandse ½ gulden 1780 ... 1786
- ¼ gulden of muntmeesterspenning 1758-1759
- roosschelling 1601 ... 1683 / 1688 (1688 in catalogus Laurens Schulman)
- scheepjesschelling [6 stuivers] 1705 ... 1771
- dubbele stuiver ?
- stuiver 1591 ... 1599
- halve stuiver 1598-1599
- dubbele stuiver 1614 ... 1709
- dubbele wapenstuiver 1711 ... 1794
- stuiver 1614-1615; 1628
- bezemstuiver 1639; 1641
- wapenstuiver 1714; 1724
- bezemstuiver 1738; 1760 ... 1766
Koperen munten:
- oord of dubbele duit 1595
- oord of dubbele duit 1604
- duit 1604 ... 1664
- duit 1658
- duit 1702 ... 1739
- duit 1741 ... 1788
- halve duit 1663
- duit 1754
De geoctrooieerde munt van Enkhuizen:
- zilveren dukaat 1673; 1676-1678
- dukaton of zilveren rijder 1673
- scheepjesschelling 1673
- leeuwenschelling 1674; 1676
- scheepjesschelling 1676/1677
- dubbele stuiver 1673-1678
- stuiver 1673; 1675-1678
VOC-munten:
Zilver:
- dukaton of zilveren rijder 1728 ... 1751
- nederlandse 3 gulden 1786
- nederlandse 1 gulden 1786-1790
- nederlandse ½ gulden 1786/1787
Koper:
halve duit 1769/1770
- duit 1729 ... 1794
Noot: In Batavia zijn in opdracht van de VOC ook munten geslagen, waaronder een aantal gouden dukaten (West-Friesland) in de jaren 1754/1755 en 1758/1759
BRONNEN:
(1) "Officiële catalogus koperen munten; geslagen door de Zeven Provinciën der Verenigde Nederlanden 1546-1795" - uitgeverij Zonnebloem b.v., Amsterdam, 1981
(2) "Officiële catalogus zilveren munten; geslagen door de Zeven Provinciën der Verenigde Nederlanden vanaf de pacificatie van Gent in 1576 tot aan de oprichting van de Bataafse Republiek in 1795" (deel 1) - uitgeverij Zonnebloem b.v., Amsterdam, 1981
(3) "Officiële muntencatalogus V.O.C. Nederlands Indië 1594-1949" - uitgeverij Zonnebloem b.v., Hillegom, 1988
(4) "Muntboek; etc.", P. Verkade, 1848 (fasc.)
(5) "De Gouden Benelux", Delmonte, 1964 en suppl. 1978