Ordonnantie op het stuck van den brandt 1663
(Utrecht)
-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 


Afschrift van het origineel in particulier bezit.

 

 

 

Ordonnantie op 't stuck van den Brand

Burgemeesteren ende Vroedschap der Stadt Utrecht, bevindende dat by d'Ordonnantie op den Brandt de A° 1610. niet genoeghsaem soo tegens de gebreken / waer door veelsints den Brandt wordt gecauseert / als op d'ordres tot het lesschen / is voorsien; Ende de Stadt ende Ingesetenen een hooghsten daer aen gelegen is / hebben de voorsz Ordonnantie doen resumeren / ende in plaetse van dien gestatueert ende geordonneert / als volght:

I

Erstelijck sal een yegelijck ghehouden wesen sijne Huysingen ende Cameren / Stallingen / Hop-solders / Schueren ofte Lootsen binnen dese Stadt te decken of gedeckt te hebben met hard dack / ende niet met stroo / ried / of weeck dack; Item de voor ende achter-gevels / midsgaders de zijdelmueren / oock buyten de Stadt in de Voor-steden / te maecken van steen / ende niet van hout / op poene van XXV gulden / ende dadelijcke demolitie: permitterende de houte gevels van Wooningen ende niet van Stallingen te verblijven in haer oude staet / tot wederseggens / sonder daer aen eenige de minste reparatie te doen / op poene als vooren.

II.

Niemand sal vermogen vuyr te stoocken in eenige Huysen ofte Cameren / anders als in steene schoor-steenen / 't welck mede verstaen word van Snuyvers / Ovens / Fornuysen / ende allerley andere heerden / die alle in boven plaetsen sullen moeten wesen van steen onder-wulft; Dan sullen geen sodane Schoorsteenen mogen worden gestelt in Stallingen / ofte door Hoy geleydt / ende ingevalle die staen annex deselve / sullen van de muer moeten geschreyden zijn een steen dickte / gelijck mede de Schoorsteenen die maer een roey lenghte daer van staen / sullen worden op-getogen vier voeten boven de naeld van 't dack der voorsz stallingen of hop-solders / dewelcke men oock voorsien sal moeten met  dichte houte vensters / alles op pene van XII. guldens / ende niet-te-min ghehouden zijn het gebreck in conformité van desen artikel te repareren.

III.

Voorts en sullen geene Brouwers / Verwers so wel van laecken / schortel-doecken / als anders / item Was-smelters / Zeepsieders / Coperslagers / Backers / Lood-gieters / Sloot-makers / Smeden van goud/silver/yser / Suycker-backers / Steenbackers / Smeer-smouters / Geel-gieters / Oly-slagers / Mout-makers / Gorters / Hoedemakers / ende generalicken allen anderen die tot vorderinge van haer-luyder Neeringe meer vuyr gebruycken ofte nodigh hebben / al sy ordinaris tot Huys-houdinge behoeven / vermogen van nu voorts aen eenigh vuyr op boven-camers of solders te ghebruycken / of deselve hare handt-wercken oock elders te doen / van gelijcks der aerden / of beneden in de Kelders of Cluysen / in sulcke voegen ende manieren / dat hare Naebueren daer by niet en worden geinteresseert of beschadight op de boete van hondert guldens by de Brouwers / Verwers of Zeep-sieders / ende vijftigh guldens by die van de andere voorsz Neeringen (contrarie desen doende) t'elckens te verbeuren.

IIII.

Niemandt van de voorsz Neeringhs-luyden sal eenige Ovens / Smitsen / Eesten / Furnaisen / of andere diergelijcke wercken mogen setten / dan met consent van de Vroedschap ter aenwijsinge van de Capiteyn van 't Quartier / ende Cameraer / met assumptie vanden Fabrijck / die daer op sullen letten datse gestelt worden beneden op een steene Vloer / ende ronts-om vry van allerley getimmer / hebbende so veel mogelijck vier duym spelens / ende dat de cruyn van dien aen geene solderinge naerder kome dan op twee voeten / met interdictie van op deselve te leggen hout / turf / of diergelijck / alles op pene van vijf-en-twintigh guldens / ende 't werck te moeten herstellen.

V.

Sullen oock van nu voort-aen geen Eesten binnen de Stadt ende Vryheydt mogen wesen dan met ysere latten / sonder datse op eenigh hout sullen mogen rusten / op pene van vijftigh gulden; Ende sullen de Brouwers / Mout-makers / ende Brandewijn-branders deselve nevens hare Brouw-schoorsteenen ghehouden zijn alle Maenden ten minsten eens te doen reynigen / op pene van ses gulden.

VI.

Interdicerende ende verbiedende allen Timmer-luyden / Metselaers ende andere Werck-luyden / van nu af eenige andere nieuwe Wercken van Gevels / Daken / Schoorsteenen / Eesten / etc. contrarie dese Ordonnantie te maecken ofte doen maecken / op pene van thien guldens op yeder stuck te verburen / ende erval van haer Borgerschap.

VII.

Smeden / Backers / of yemandt anders / die kolen doven of smoren / sullen 't selve moeten doen in kopere / ysere of steene backen of potten / met decksels van deselve stoffe / beneden in de kelders / ende deselve gesmoort zijnde / sullen insgelijcx by yegelijck / oock diese van de Backers halen in sodaene backen moeten worden bewaerdt / sonder die te leggen op Solders / of elders in de Huysen / op pene van ses guldens.

VIII.

Inde plaetsen daer Winckels gehouden worden / sullen geen Smitsen mogen wesen / op pene van twaelf gulden ende demolitie: Ende soo veel de Heeckelsters aengaet / die en sullen geen Vlas op Boven-camers / Solders / ofte in Achter-huysen mogen heeckelen / maer gelijcks ende op d'aerde inde Voorhuysen of in Kelders met open Vensters ende Deuren / ende dat niet voor vijf uren des morgens / ende nae negen uren des avonds / daer toe geen ander licht gebruyckende dan keersen in beslooten lanteernen / des dat so lange sy wercken by keers geen vuer in stoven ofte anders sullen mogen by haer hebben / permitterende hun-luyden des Winters op den dagh vyur te gebruycken alleenlijck in besloten stoven sonder gaten / alles op pene van drie guldens.

IX.

Sal oock niemandt eenige heyde / turf / hout / vlas / hennip / peck / was / smeer / stroy ofte eenigh ander goedt dat lichtelick aen brandt komt / mogen leggen in Huysinghen / Kelders of andere plaetsen daermen gewoon is te vuyren / ofte buyten deselve op een voet na aende pijp van de schoorsteenen / ofte op deselve plaetsen toback te drincken . ofte met een keers ofte licht daer by gaen / anders als in beslote lanteernen / op pene van ses gulden / ende verbeurte van 't voorsz goed.

X.

Ten tijde van nat en vochtich weder / alser door 't broeyen van 't hop periculen van brandt staet te verwachten / salmen 't selve niet mogen op-doen sonder d'Heeren Tijn-meester ofte Capiteyn van 't Quartier bekent gemaeckt te hebben op pene als voren.

XI.

Niemandt sich met buspoeder ernerende / sal mogen in sijn Huys hebben meer als thien ponden in gewighte / ende 't selve moeten stellen in 't opperste van zijn Huys / op pene van twaelf guldens.

XII.

Gelijck oock niemandt bearbeydende buspoeder / turf / hout / hop / stroy / hey ende diergelijcke materie den brandt licht subject zijnde / geduerende sijnen arbeyt toback sal vermogen te drincken / op pene van drie gulden t'elckens te verbeuren.

XIII.

Men sal oock geen vuyr noch licht mogen houden in eenige Schepen of Schuyten des avondts naer die clocke acht uren / gelijck sulcx by d'Instructie van den Haef-meester verboden is / die evenwel blijft in weerden / op pene van drie gulden.

XIIII.

De kinderen sullen niet vermoghen des winters vuyrtgens op straet te maken / ende daer toe turf by de huys versamelen; Gelijck oock niemandt sal mogen bedt-stroy in of buyten de huysen aen-steecken / nochte eenige heete asch of gloet / of yet anders daer vuyr by is buyten huys te gieten of brengen / alles op pene van drie gulden / sullende d'Ouders voor hare kinderen / ende de Meesters en Vrouwen voor hare Dienst-boden moeten instaen.

XV.

Wordt voorts geordonneert alle den geenen die last en opsicht van oudts gehadt ende noch hebben op alle brandt-trappen / soo aende oude als nieuwe Graften / oock den Eygenaers vande Trappen van gemack / deselve gestadelijck suyver / claer ende reyn te houden / sonder te gedoghen dat daer op eenige asch / dreck of andere vuylicheyt gestort ofte gegoten worde / op pene van drie gulden by deselve Opsichters ende Eygenaers respective te verbeuren / behoudens hun-luyden guarand op de personen uyt wiens Huysen ofte Cameren 't selve gecomen is.

XVI.

Ende soo waer jegenwoordigh eenige vuylighend of andere materie op of voor eenige Brandt-trappen of trappen van gemack is leggende / wordt geordonneert de Opsichters voornoemt die datelijck ofte ten langhsten binnen acht dagen te doen verbrengen / ende de Brandt-trappen daer van te ontledigen tot kosten van de ghemeene Bueren daer onder behoorende / op pene dat die tijdt over-streecken zijnde / den Officier sulcx sal laten doen t'haerluyden kosten / ende op sijn gewin vanden derden penninck meer.

XVII.

Des wordt allen ende eene yeder geordonneert / van nu voorts-aen niet meer te brengen of storten eenige vuyligheyt voor of omtrent eenige der voorsz Trappen / op pene van drie gulden te verbeuren / ende sullen d'Ouders ende Meesters voor hun kinderen ende boden moeten verantwoorden.

XVIII.

Voorts also men bevindt dat de brandt-leeren ende haecken by de respective Gebuerten niet wel worden onderhouden / ende men die soo gereed niet kan bekomen / is goedtgevonden dat nae 't exempel van de Leeren-emmers 't onderhoudt ende bestel van dien / mitsgaders vande zeylen / touwen / water-spuyten ende ander nodich gereedschp by de Stadt sal worden besorcht / ende mede op-gehangen ofte geleyt inde respective Quartieren / ter plaetsen na beschreven / daer van de oncosten in redelijcheyt om-geslagen ende uytgemaendt sullen worden met het Emmer-geldt / uyt-gesondert dat de twaelf Brandt-wagens onderhouden sullen worden als te vooren / te weeten / by de Buer en Jacobi-kercken yder twee / de Nicolai ende Geerten-kerck yeder een / den Dom twee / ende de vier andere Capittulen yeder een.

XIX.

Is dien-volgens yeder Quartier gereguleert op twee Zeylen met bequame Touwen en Catrollen / 450. leere Emmers / 24. Brand-leeren / ses van dien lang 36 voeten gelijcke ses van 28. ende noch ses van 26 voeten / alle tot vasticheydt onder hebbende twee ysere pin-voeten / ende de vordere ses van 22 voeten sonder ysere pinnen / om op de Daken te connen gebruycken; Mitsgaders 12. Brand-haecken / vier van dien 24. vier 26. ende de vordere vier 28. voeten langh: Alle getekent met de Nombres van de Quartieren / ende verdeylt als volcht:

't Quartier N° 1. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
Inde Buer-kerck aende
noord-zijde      2 zeylen.  250 emmers. 8 leeren. 4 haecken
In 't Stadhuys                    80 emmers.
De noort-zy van Marie-k.                     8. leeren. 4 haecken
In Clarenburgh /                85 emmers
Inde banck van leening /  35 emmers / 8 leeren. 4 haecken

't Quartier N° 2. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
Inde Marien-kerck / 2 zeylen. 200 emmers
Onder de Galery aldaer /                              24 leeren. 12 haecken
In Buerk. aen zuyd-zy /            100 emmers
Ten Duytschen-huys                150 emmers.

't Quartier N° 3. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
In Nicola-kerck /        2 zeylen. 100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
In Catharijnen-kerck /              100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
In Magdalenen-kerck /             100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
In 't frater-huys /                         75 emmers
In Braem-dolen-kerck /              75 emmers. 6 leeren. 3 haecken

't Quartier N° 4. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
In St. Jans-kerck /    2 zeylen. 100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
Inde Staten-Camer /                100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
In keyserrijck /                        100 emmers. 6 leeren. 3 haecken
In 't Apostel-Gasthuys /            50 emmers
In hieronumi-school /               100 emmers. 6 leeren. 3 haecken

't Quartier N° 5. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
Inde Geerten-kerck / 2 zeylen. 200 emmers. 16 leeren. 8 haecken
Te Reguliers /                            150 emmers. 8 leeren. 3 haecken
In Barthol.gasthuys /                 100 emmers

't Quartier N° 6. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
In St. Pauls-kerck /  2 zeylen. 200 emmers. 8 leeren. 4 haecken
In St. Peters-kerck /                150 emmers. 8 leeren. 4 haecken
Inde Capelle by den Dom /     100 emmers
In Bisschops-stal /                                         8 leeren. 4 haecken

't Quartier N° 7. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
In Jacobi-kerck /     2 zeylen. 200 emmers. 16 leeren. 8 haecken
Inde Munt /                             100 emmers
Bijl-houwers-camer /              150 emmers
Inde Catrijnen-poort                                      8 leeren. 4 haecken

't Quartier N° 8. daer van hoofd man is d'heer ....................................................................................... heeft
In 't Bagijne-kerkgen / 2 zeylen. 125 emmers. 8 leeren. 4 haecken
Inde Witte-vr. kerck /                  125 emmers. 8 leeren. 4 haecken
In 't Vlees-huys /                          200 emmers. 8 leeren. 4 haecken

XX.

Ende sullen de respective hoofd-mannen yeder in haer Quartier alle Jaer des Vrydachs na hemels-vaert dach voor-noen met twee Gecommitteerden uyt de Vroedschap wel scherpelijck beschouwen de Brand-emmers / haecken / leeren / seylen / ende alle andere gereedschap: Ende des naer noens sullen worden ghevisiteert de Emmers / etc. vande buyten Gerechten / te weten / de Weerdt ende Catharijne by de Tijn-meesters op 't beneden eynde / ende Tollensteech en Witte-vrouwen by de Tijn-meesters van 't boven eynd ter assistentie van Schout ende Gerechten aldaer / met authorisatie om de quade Emmers aen stucken te snijden / maeckende de gebreken soo haest doenlijck ter Stadts Secretary bekent.

XXI.

Yder hoofdman sal t'zijnen Huyse in bewaringhe hebben een kopere deser Stadts-Water-spuyt / ende een dubbel vande Sleutels der respecive plaetsen daer d'Emmers ende 't voorsz gereedschap berusten / nevens de gene die de ordinaris directie van yeder plaetse is hebbende / des die voorsieninge worde gepleecht dat by hun-luyden af-wesen geene de minste verhinderinge worde gegeven.

XXII.

Ende als 't gebeurt (dat God genadelick verhoeden wil) datter ergens eenigen Brandt ontsteeckt of in Huys comt / salde Bewoonder van 't Huys het selve ter stondt openbaren / ende op der straten Brand roepen / omme voor eerst by sijne geburen (soo veel mogelijck) geholpen / ende daer nae voorts geassisteert te worden sulcx als volcht / op pene so hy 't selve verswege / ende by andere luyden eerst worde geopenbaert / te verbeuren vijf-en-twintich guldens.

XXIII.

Ende sal de Coer-wachter terstonts van de Buyrkercks-Tooren Brand blasen op den hoorn / ende de kleppers tijde van hare wachten de kleppen roeren / die nevens de Boden van 't Vendel het selve aenstonts sullen bekent maecken aenden Capiteyn ende Tijnmeesters van 't quartier / op pene van suspensie of cassatie naer gelegentheyt.

XXIIII.

So haest den Brandt openbaer wort / 't sy door 't blasen op den Tooren / 't roeren van de Cleppen / Clock-geslagh of andersints / sullen de Sacke-dragers van beyde eynden met hare Brand-tonnen en andere gereetschap hun terstont vervoegen ter plaetse daer den Brandt is / ghelijck mede voort-aen ghehouden sullen sijn te doen alle de Hout-schilden met de vorder ghereedschappen / en al daer doen alle mogelijcke bevoiren om den Brandt te lesschen / voorts so-dane ordre ontfangen ende uyt-voeren mettet aenbrengen van Emmers / Leeren / de groote ende kleyne Water-spuyten / Brandt-wagens / etc. als daer by de hooftmannen ende Tijnmeesters sal worden gegeven / die derhalven metten eersten sullen wesen by den Brandt / ende daer verblijven ten uyt-eynde toe.

XXV.

Gelijck oock tot hulp van de gene die den Brand lesschen hen sullen hebben te voegen de Fabrijcq / Stads-Timmerman / Metselaer / Steen-houwer / Smit met hare respective knechts ende gereedschap / en hun te dragen mede nae der selver ordre / op pene van cassatie / gelijck oock gehouden sullen sijn te doen alle de geene die ten Brand comen / sonderlinghe de Basen en Knechts van de voorsz Handtwercken / mitsgaders de Schippers / hare Knechts en andere die eenige ampten of beneficien genieten / die daer toe wel eerstelijck en serieuselijck worden aengemaent.

XXVI.

Op 't voorsz Seyn sal de Compagnie Borgers gelegen naest aen 't Quartier daer-inne den brandt is volgens de nae-beschreven ordre aenstonts sonder Trom-slach comen yeder met sijn zijd-geweer ende een halve pieck / ter plaetse daer den brandt is / om by haer Capiteyn ende Bevelhebbers geplaetst ende gebruyckt te worden / als deselve ten meesten dienste tot conservatie van goede ordre ende der goeden luyden Mobilen / midgaders weeringhe van alle fouten en moetwilligheden sullen bevinden te behoren / op pene van twintigh stuyvers by yeder nalatinge / ten behoeve van 't Rot waer onder hy is resorterende te verbeuren.

XXVII.

Als den Brandt ontstaet in 't Quartier N°1. sal de Compagnie N° 7. in Wapenen komen / & vice versa sal N°7. gesecondeert worden van N° 1.

XXVIII

Insgelijcx sullen de Quartieren van N° 2. ende 6. van N° 3. ende 5. midsgaders van N° 4. ende 8 malcanderen te hulpe komen.

XXIX.

De Emmers ende alle het vorder gereedschap van het Quartier daer-inne de brand is / ende van 't naest-gelegen Quartier sullen eerst aen-gebraght moeten worden / en in-gevalle den brand sich verhefte / ende by Hooft-mannen ende Tijmeesters nodigh geacht wierde / sullen op der selver ordre vervolgens die van de Quartiers daer aen worden gehaelt / sulcx dat d'Emmers etc. van de verst af-gelegen Quartiers laest sullen worden toe-gebraght.

XXX.

Sullen noch gemelte Hooft-mannen en Tijnmeesters goede toeversicht op alles hebben / ten eynde dese Ordonnantie strictelijck worde achtervolght / en daer op letten dat de Huysingen ofte andere plaetsen daer geen brandt is niet worden ontdeckt / maer dat de Daecken van dien worden natgehouden / en met natte Zeylen overtrocken indien 't nood zy / mitsgaders dat geene Huysingen ofte Bueren worden ter neder geruckt sonder haer bevel / met authorisatie om d'Huysingen en plaetsen in of ontrent den brandt t'openen / de Heyningen te amoveren / voorts alles te doen 't geene tot lessinge vanden brandt sullen dienstich achten / interdicerende een yegelijck haer E.E. in 't executeren van der selver bevelen eenich belet te doen op arbitrale correctie.

XXXI.

Alle ende een yeder sal by nacht of in donckere alsdan terstondt voor sijn Huysinge ofte Woninge setten ofte uythangen een lanteerne met een brandende keerse daer in / latende die soo lange branden tot dat de swaricheyt van de brandt over is / op pene van twintich stuyvers.

XXXII.

Item dat niemandt anders en sal mogen ten brand gaen of lopen met eenich geweer / op pene van datelijck geapprehendeert ende aen den lijve gestraft te worden / tot discretie van mijn Heeren van den Gerechte.

XXXIII.

Gelijck voorts wel scherpelijc geintercideert en verbode wort alle Vrouw-persoonen jonck ende oudt / mitsgaders alle Jongens onder de vijfthien jaren by den brand te verschijnen / of hun daer ontrent te laten vinden / op pene te verbeuren het opperste kleedt.

XXXIIII.

Die geene die den brand lesschen / sullen hun in alle beleefdicheyt ende voor sichticheydt dragen in 't nederwerpen van de Emmers / omme niemandt te quetsen / oock den goeden Luyden die den Brand overcomen is / niet mogen eenich geld af schatten / maer hem-luyden voorts onderdanichlicken reguleren naer de bevelen van de Tijnmeesters ende Hoofd-mannen / op arbitrale correctie.

XXXV.

Doch so yemand van hen-luyden in 't lesschen des brands eenich ongeluck overquame / sal hem daer van verstoringe gedaen worden tot discretie ende taxatie van mijn Heeren van den Gerechte.

XXXVI.

Niemandt sal sich onderstaen als dan eenich gekijf ofte gevecht aen te vechten / op pene van het dubbelt van de ordinaris boete / ende daer-en-boven noch arbitralijck gecorrigeert te worden tot discretie van mijne Heeren vanden Gerechte voornoemt.

XXXVII.

Gelijck oock niemandt eenich Goed als dan sal mogen verbrengen onder dexel van te bewaren / ten sy by kennisse vande Hoofd-mannen ende Tijmeesters / restituerende 't selve binnen XXIIII. uren / op arbitrale correctie.

XXXVIII.

Voorts soo yemandt sich verstoute eenich Goedt te vervreemden ofte te versteecken / ende dat sulx namaels tot kennisse quame / die sal gehouden sijn 't selve als van outs viervout te restitueren / ende daer-en-boven aen den lijve gestraft worden / volgende d'Ordonnantie deser Stadt.

XXXIX.

Ende alsoo het altijts ende op alle plaetsen daer Garnisoen leyt onder 't Crijgs-volck ghebruyckelijck is dat de Soldaten in tijden van Brandt hun met haer geweer datelijck vervougen ter plaetsen sy verscheyden zijn / soo wort insgelijcken allen Borgers ende Innewoonders geordonneert hun niet t'onderstaen eenich Soldaet in vougen voorsz naer sijn gedestineerde plaetse marcherende op te houden / den wegh te beletten / of eenich de minste hindernisse te doen / op pene van aen den lijve gestraft te worden ter arbitragie van mijn Heeren vanden Gerechte voorsz.

XL.

Ende op dat de Tijnmeesters ende Hoofd-mannen met raedt souden moghen werden geassisteert (indien 't nood ware) ende daer toe gebruycken des Magistraets authoriteyt / oock omme te beter te remedieren in andere faulten ende occurentien / die gedurenende den Brandt / ofte daer nae souden moghen op-comen / soo sullen d'Heeren Borgemeesteren ende Vroedschap / de Schout / sijn Substituut / ende Secretarissen met haere Substituyten ende Clercken / mitsgaders de Deurwaerders / Stadts-dienders ende Boden / naer dat sy kennisse vanden brand hebben / terstondt haer op den Stadt-huysen begeven.

XLI.

Soo haest den Brandt gelescht sal zijn / sullen de Hoofd-mannen elcx in sijn Quartier / ende de Tijnmeesters ten by wesen van den Aennemers alle de Emmers door de Sacke-dragers doen versamelen / en in een verseeckerde plaetse doen brengen om al daer te worden gevisiteert / en de bequame aenstondts ter behoorlijcke plaetsen weder op ghehangen / en d'andere of vermiste gerepareert of vernieuwt / volgens den Contracte / sonder dat yemandt anders hem met d'Emmers sal mogen bemoyen / op pene van drie gulden by yeder Contraventeur te verbeuren.

XLII.

De Hooft-mannen en Tijn-meesters sullen mede alle de Brand-leeren / haecken / Wagen / Seylen / Spuyten / etc.  nae dat den Brandt gelest sal zijn / door de Houtschilden doen brengen op d'ordinaris plaetsen / mits dat deselve wel ende behoorlijck worden beschout / alvorens die wech geset / op-geleydt of gehangen worden / sullen derhalven de Sacke-dragers ende Hout-schilden hun nae 't gene voorsz precise hebben te reguleren / op verval van hare diensten.

XLIII.

So yemandt bevonden wordt eenige Leere-Emmers genomen / versteecken / verbrocht / ofte niet te voorschijn gebrocht te hebben / sal verbeuren twintich gulden / ende daer-en-boven arbitralijck ghecorrigeert worden; Ende die een van dien comt t'ontdecken (sulcx dat den Delinquant daer van overtuyght wort) sal tot een vereeringhe genieten vijf gulden / sullende sijn naem secreet gehouden worden.

XLIIII.

Niemandt sal eenige Leeren-Emmers in sijn Huys mogen hebben / veel min het Leer van dien selfs of door andere doen bearbeyden / copen / of vercopen / vermangelen / etc. op verbeurte van ses guldens t'elcken reyse te verbeuren / boven arbitrale correctie.

 

Aldus gedaen ende provisionelijck gearresteert by de Vroedschap der Stadt Utrecht, den XXXen Novemb. 1663.

Ende was onderteeckent / 

                                        J. Nieustadt.

 


© 2003 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net