Reglement op het stuk der doormarschen 1704 (1716)
-

Genealogisch domein

menu.gif (929 bytes)

Overzicht van historische bronnen

menu.gif (929 bytes)

E-mail

text.gif (926 bytes)

 


Het gedrukte origineel bevindt zich in het archief van de Staten van Holland en West-Friesland, inv.nr. 1906,
aanwezig in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.

 

 

Op donderdag 7 mei 1716 werd in de Raad van State een resolutie aangenomen, waarbij het hierna genoemde reglement (opnieuw) werd bekrachtigd, samen met enkele andere regelingen.

 

Reglement op het stuk der doormarschen van den 11 April 1704

 

  1. Geen Militie te voet of te paard sal ten platten Lande mogen werden gelogeerd, sonder dat aan de Regenten van de Dorpen alvoorens sal weesen vertoond haar Patent of Patenten, mitsgaders om deselve bekend gemaakt de naam van de geene, welke deselve geleid en commandeerd, neevens het getal van Menschen en Paarden, geteekent by deselven commandeerende Officier.

  2. Op deselve bekendmaaking sullen by de Regenten moeten worden aangeweesen bequaame Logementen, waar meede de Militie sal gehouden weesen sig te contenteeren, sonder daar teegens eenige verandering te moogen maaken.

  3. Geen Officieren, Ruiteren of Soldaaten sullen moogen eenige desordres of krakkeelen aanvangen in de Huizen daar deselve sullen weesen gelogeert, maar vermeenende dat sy worden verongelijkt, daar over gehouden zijn te klagen aan den commandeerenden Officier, welke alsdan te saamen en neevens de Regenten, en niet afsonderlijk of na syn particulier goedvinden, sal stellen de noodige ordre, op poene van cassatie voor de Officier ter contrarie doende, en van lijfstraffe voor de Gemeente Ruiteren en Soldaaten.

  4. Geene Officieren, Ruiteren of Soldaaten sullen vermoogen iets te vorderen of met sig te neemen, sonder het selve alvoorens tot contentement van de Huisluiden te hebben betaald.

  5. En specialijk sullen deselve Officieren, Ruiteren of Soldaaten niet mogen vorderen of aannemen, onder pretext van goed huis gehouden en desordres geweerd te hebben, op poene als boven.

  6. Ieder Ruiter of Soldaat sal sig genoegen met anderhalf pond Roggebrood, een half pond Boter of Spek, en een kan Bier daags, sonder meer te moogen vorderen, waar voor drie stuivers betaald sullen worden, welke betaaling sal moeten geschieden met gereed Geld voor het vertrek van de Militie, onder specificatie en quitantie; en bij faute van betaaling sal deselve verhaald worden op den commandeerenden Officier met de kosten daar om te doen.

  7. De Officieren sullen alle hunne verteeringen, mitsgaders die van hunne Vrouwen, Knegts en Paarden voor haar vertrek betaalen, of sullen de kosten daar van meede als booven aan den commandeerende Officier moogen werden verhaald.

  8. Een Ruiter sal sig hebben te vreede te houden binnen vier en twintig uuren met sestien ponden Hooi en drie bossen Stroo, so goed en quaad als het den Huisman, daar hy gebillietteert sal weesen, sal hebben, sonder eenig Hooi te moogen strooijen onder de Paarden, of te vernielen, en sal voor het rouw Voeder betaalen drie stuivers daags.

  9. Sal ook gehouden zijn de Haver, die hy wil voederen, met sig te brengen, of, soo daar eenige te bekomen is, die te koopen en aanstonds te betaalen.

  10. De Dragonders en het Voetvolk sullen niet, als wanneer sy geen Wagengelden trekken, ten laste van het Land moogen Karren vorderen tot transport van haare Sieken, Bagagie, Geweer of Tenten, en dan nog niet meer als eene Kar bespannen met een Paard, voor ieder Compagnie, op de verbeurte van drie maanden Wagendienst.

  11. Den commandeerenden Officier sal gehouden zijn te betaalen de Karren, die booven het getal of buiten het geval hier vooren geëxpresseerd sullen weesen genoomen, of immers daar van passeren een Obligatie onder sijn hand, ieder Kar gereekent teegens vijf guldens daags, daar onder gereekent de tijd van het weeder omkeeren der selver: Sullende soodanige Obligatien by de Solliciteurs, daar op de Houders van deselve sullen worden geassigneerd, uit de eerste penningen moeten worden voldaan sonder eenige teegenseggen.

  12. De Regimenten of Compagnien, geen Solliciteur hebbende, sullen gehouden zijn te assigneeren op de respective Comptoiren van haare betaalinge de voornoemde Karrevragten; en sullen de kosten, vereischt wordende om die te bekoomen, moeten worden voldaan ten tauxatie van de commisen op deselve Comptoiren.

  13. Wordende wel expresselijk verbooden, dat geen gecommandeerd Volk eenige Karren sal moogen vorderen dan mits betaalende; en dat geen Karren, Eeten of Drinken sal worden gegeeven ten behoeven van eenige Vrouwen of Jongens.

  14. Sullen ook geen Karren, onder wat pretext het soude moogen weesen, verder moogen worden meedegenoomen als ter Plaatse daar de Militie, van eenige Plaatsen vertrokken zynde, den selve avond sal vernagten, uitgenoomen de soodanige, dewelke particulierlijk ingehuurd zynde, in voegen als voorschreeven is sullen moeten betaald worden.

  15. Sal meede op iedere Kar niet meerder moogen worden gelaaden als seeven honderd ponden gewigt, het zy aan Menschen of Bagagie.

  16. In geval den commandeerenden Officier mogt weigeren de verteering van hem en van sijn onderhebbende Militie te betaalen en te doen betaalen, sal de verteering gereekent worden by de Regenten van de Plaatsen alwaar deselve sal weesen geschied, welke op hun eed sullen meriteeren geloof; en sal daar op de verteeringe by de Solliciteurs of de Comptoiren moeten worden goedgedaan ter somme als de Regenten sullen verklaaren die te beloopen, met de kosten als voorschreven is.

  17. De Quartiermeesters Generaal sullen aan de respective Officieren van de Plaatsen en Quartieren, waar door de marche sal koomen te vallen, tydelijk daar van advertentie geeven soo veel het sal doenlijk weesen, om by deselve de noodige ordres te konnen worden gesteld.

  18. De Schouten of Officieren van de Quartieren en Dorpen sullen by het doormarcheeren van de Militie maaken by de hand weesen, en door haar presentie helpen besorgen, dat de Militie na behooren gelogeert en gerieft, en geen excessen of desordres begaan worden.

  19. Soo lang geen klagten koomen over excessen of desordres van de Militie in haar marchen door de geunieerde Provincien, word dieaangaande verbleeven by de Placaaten voorheen daar op geëmaneert.

En op dat deese nadere Ordre en Reglement preciselijk mag agtervolgt worden, en tot een ieders kennis koomen, sal deselve alom in het District van de Generaliteit, soo in de Steeden als ten platten Lande, voor de Volken afgekondigt en geaffigeert worden. En sal boovendien gesonden worden aan alle de Generaalspersoonen, Gouverneurs en Commandeurs, om te strekken tot des selver narigting, en de hand te houden aan de executie der selve, elk soo veel hem aangaat, mitsgaders aan alle de Collonels, om deselve te doen publiceeren aan het Hoofd van haare onderhebbende Regiment.

Aldus gedaan en garresteert in den Hage den 11 April 1704.

 

 

© 2000 Herman de Wit, Maarssen
Deze pagina is een onderdeel van de-wit.net